Serc

Druivenfeest

Geschiedenis druivenfeesten in het Westland

e Romeinen hebben grote invloed gehad op de verspreiding van de wijnbouw in Europa. Overal waar ze kwamen, brachten ze hun wijnstokken mee. Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk werden de meeste wijngaarden vernietigd door Germanen en Moren. Het christendom heeft tot halverwege de 19e eeuw veel bijgedragen aan de ontwikkeling en verspreiding van de druiventeelt. Christenen gebruikten de wijn voor het belijden van hun geloof in de kerken. Elk klooster had een eigen wijngaard om miswijn te maken.

In ons land kreeg het Westland in 1647 een eigen pastoor, Franciscus Verburch, ook wel de ‘druivenpastoor’ genoemd, omdat hij volgens overlevering de druiventeelt in het Westland zou hebben geintroduceerd. Hier is echter nooit enig bewijs voor gevonden. Sterker nog, er schijnt wel enig bewijs te zijn, dat druiven al eerder in dit gebied werden gekweekt. Eind 16e en begin 17e eeuw bouwden rijke burgers buitenplaatsen om de drukte van de stad te ontvluchten. De buitenplaatsen zijn mogelijk een eerste aanzet geweest tot de ontwikkeling van de tuinbouw in het Westland.

Vrijwel alle buitenplaatsen beschikten over tuinen, waar naast siergewassen ook groenten en fruit werden gekweekt. Het Westland had belangrijke concurrentievoordelen, zoals ligging aan zee, goede vaarverbindingen met de omliggende steden, een goed tuinbouwklimaat, zachte winters en matige zomers en meer zonne-uren per jaar dan in het binnenland. Door het klimaatvoordeel konden de Westlandse tuinders hun oogst eerder op de markt brengen dan tuinders in het binnenland. Het aanbod was dan nog niet groot en dus waren de prijzen voor de tuinbouwproducten hoger. Vanwege dit financiële voordeel probeerden de Westlandse tuinders de oogst steeds verder te vervroegen. Dat deed men door het gebruik van glas, het bouwen van kassen (of ‘serres’ zoals de benaming in België nog steeds luidt) en later ook door het verwarmen van de kassen. Zo ontstond vanaf het eind van de 19e eeuw de ‘Glazen Stad’. Van 1850 tot 1940 was de Westlandse druif (de benaming van kasdruiven van verschillende rassen) het belangrijkste product dat in de Westlandse kassen werd gekweekt.

De Westlandse druif was ook een succesvol exportproduct. Men name in Engeland vond deze druif gretig aftrek. De hoogste productie werd in 1936 bereikt, namelijk 22.000.000 kilo!

Het krenten maakt het verschil tussen een tafel- en wijndruif. Door het wegnemen van een groot deel van de druivenkorrels in de tros, neemt in het restende deel het suikergehalte sterk toe. In mei en juni moest iedereen in het gezin helpen met het krenten. Vooral vrouwen en kinderen, met hun fijne handen, waren geschikt.