Serc

Gestrande Stardust 1976

Ramp met Stardust in januari 1976

Orkaan slingerde coaster op strand

De coaster Stardust boorde zich tijdens een orkaan in de kust van ‘s Gravenzande, tot bij de duinenrij.

Monster - Scheepskapitein J. W. Niesing uit Maassluis, een ruige zeebonk met baard en een fors postuur, had op de rede in Vlissingen nog veel nieuwjaarswensen in ontvangst genomen. "Dat 1976 maar een goed jaar mag worden!", had hij zijn kameraden toegeroepen. Vol goede moed gooide hij op nieuwjaarsmiddag de trossen van zijn kustvaarder los. Het was omstreeks vier uur ‘s middags in de haven van Vlissingen. Het schemerde al. De onder Panamese vlag varende ‘Stardust’, een 1839 ton tellend schip, was op weg naar Blaye, vlak ten noorden van de Franse havenstad Bordeaux. Het zou daar maïs innemen voor West-Afrika.

Op de Westerschelde spookte het al behoorlijk, toen de Stardust koers zette naar de Golf van Biskaje. Bij windkracht acht tot negen was het ook verstandig om niet te dicht langs de kust te varen. Bij het lichtschip Noordhinder werd het wat rustiger en zo kon de kapitein de snelste route naar Frankrijk nemen.

Radio Scheveningen gaf voor de nacht een onheilspellend bericht door. Storm uit het westen, kracht tien. De golven sloegen over de brug. De strijd van de 21-jarige coaster met de kolkende massa duurde lang. Pas ‘s morgens om zes uur nam de wind af tot kracht drie en kon koers worden gezet richting Bordeaux. Echter voor korte duur. ‘S Middags stak de wind weer op. Bij de Kanaalingang zond de radio een storm waarschuwing uit: zuid-west tot west acht tot tien !

De kapitein moest weer uitwijken. Nu tot de rede van Margate in Engeland. Het Kanaal is gevaarlijk bij storm. Zeker met zo’n klein en leeg schip als dit, meende de kapitein. Om zeven uur in de avond ging het voor anker. De storm werd harder en wakkerde aan tot orkaankracht. Na half tien volgde de zoveelste waarschuwing. Om half elf besloot de kapitein weer zee te kiezen en zijn toevlucht op de Nieuwe Waterweg te zoeken. Voor anker blijven bleek niet langer verantwoord. Ze zouden dwars op de wind komen te liggen met alle gevolgen van dien.

Mayday
Kapitein Niesing en zijn stuurman stonden met zweet in hun handen op de brug. Het was één uur in de nacht. Beiden hoorden een enorme klap. Het reddingsvlot bleek uit de touwen te zijn gerukt en was op het dek gesmakt. Inmiddels was het windkracht twaalf. De brug verdween steeds in de golven. Sturen was heel erg moeilijk. De schroef van het schip sloeg steeds door. De bemanning ploeterde de hele nacht door om de Nieuwe Waterweg te bereiken. Om negen uur in de morgen leek het een verloren strijd, nu de zee met het schip deed wat ze maar wilde. Met de Noorderpier van Hoek van Holland in zicht, stuurde Niesing een PAN-bericht de lucht in, een teken dat ze spoedig hulp nodig hadden.

Radio Scheveningen waarschuwde alle andere schepen. ‘Everybody, keep your mouth shut (koppen dicht allemaal). Dat was omdat de nood bij Niesing het hoogst was. Een paar uur later vond de kapitein het onverantwoord om de bemanning van negentien Afrikanen nog langer aan boord te houden. Tijd voor ‘May Day’, een driemaal S.O.S. voor sleepboot en reddingsvaartuig. Om twaalf uur slaagde de reddingsboot Koningin Juliana uit Hoek van Holland erin de mannen ut hun benarde positie te bevrijden. Alleen kapitein Niesing en zijn eerste stuurman bleven aan boord.

Op het vasteland vlogen dakpannen van de woningen. Kassen vlogen aan diggelen. In een kolkende zee voor de kust van ‘s Gravenzande vocht Niesing en zijn stuurman om het behoud van hun Stardust. Met orkaankracht beukte de storm op de golven en zweepte het zeewater op tot ongekende hoogte. Het roer raakte defect. De machines waren al stopgezet en de ketels gedoofd.

Omstreeks twee uur op die zaterdagmiddag van drie januari werd voor de allerlaatste maal het bakboordanker uitgezet. Tien minuten over drie brak het af. Met een noodgang en slagzij van soms zestig tot zeventig graden werd het schip naar het strand geblazen. Om precies vier uur boorde de kustvaarder zich in de kust, recht voor ‘t slag. Vanaf de Monsterseweg was duidelijk te zien hoe het schip vanuit zee kwam aansteigeren.

Het zeer slechte weer weerhield honderden nieuwsgierigen er niet van om binnen de kortste keren op de gestrande Stardust af te komen. Die zondag kwamen volgens de ‘s Gravenzandse politie zeker tachtig- tot honderdduizend belangstellenden.

Sloop
Kapitein Niesing had na de stranding nog de hoop dat zijn Stardust vlot getrokken zou kunnen worden. Maar alle optimistische verwachtingen ten spijt was het schip ten dode opgeschreven. Op 22 januari stonden de wagens en mensen van een slopersbedrijf al klaar om de 1800 tonner te ontmantelen. Dat zou naar verwachting ongeveer twee maanden gaan duren en dat betekenen voor het ‘s Gravenzandse strand een winter van ongekende drukte door ramptoeristen.

Half februari kreeg de ‘s Gravenzandse brandweer een melding binnen, dat de al goeddeels onttakelde Stardust in lichterlaaie stond. Omdat zich nog gasflessen en een kleine olievoorraad aan boord bevonden, achtte de brandweer het explosiegevaar te groot om het schip te blussen.

De sloop van het schip duurde wat langer dan verwacht. Op 15 mei had het wrak weg moeten zijn, maar pas op de 21ste was het karwei geklaard.

Op 19 februari was kapitein Niesing tijdens de sloop nog eenmaal aan boord en slenterde over de restanten van zijn Stardust. "Ze hebben er wel een troep van gemaakt", mopperde hij en vervolgde: "Het lijkt niet eens meer op een schip". Hierna kwam de kapitein nooit meer terug.

Door: Bert Moor  Uit: Westlandsche Courant  Dinsdag 29 november 1994