Serc

Veiling Poeldijk

Voor onderstaande tekst en foto's met dank aan de bronnen : www.poeldijk.net    en Wim van Zijl

Tot 1889 was er geen veiling van groenten en fruit. De middelen van bestaan in Poeldijk, ja in heel het Westland kwamen voornamelijk uit de landbouw, veeteelt en tuinderij. De schrijvers uit die dagen getuigen van lof en roem. Sterk door de praktijk en ondervinding wist men de producten te verdubbelen en door veredeling te verbeteren. Door de uitstekende kwaliteit vonden de producten hun weg tot over de landsgrenzen. Het Westland bereikte een nooit tevoren gekende welvaart.
De vraag van Engeland was groter dan men leveren kon. Dit leidde tot minder eerbare praktijken. Men ging de zo goed bekend staande Westlandse aardappelen vervangen door soorten waarvan het kwantum groter was en de kwaliteit slechter.

Ook het geven van onderwicht werd dikwijs toegepast. Ondanks de klachten bleef Engeland kopen en een hoge prijs betalen. Stil zat Engeland echter niet. Er werd gezocht naar een meer betrouwbare verkoper. Zij vonden die in de Normandische eilanden Jersey en Guernsey. Met als gevolg: de Westlandse handel werd totaal van de Engelse markt verdreven. De welklinkende Hollandse naam had een geduchte knak gekregen. De Westlanders hadden de weg vrijgemaakt voor haar concurrenten. Men zag in, dat er verkeerd gehandeld was.

Voor de verkoop van producten was men in die dagen geheel afhankelijk van commissionairs die de producten voor de tuinder in de stad verkochten.

Dagen daarna kwam de koopman dan weer bij de kweker met het opgebrachte geld. Het was een onoverzichtelijke zaak en de prijs die dan uitbetaald werd viel dikwijls tegen. Men was er niet gelukkig mee. Een gezegde uit die tijd was: “Je moet maar afwachten wat een gek er voor geeft”.

Er was in Poeldijk geen organisatie waar men de waarde had aangeleerd van samenwerking en van eendrachtig te willen handelen. Geen ontwikkeling, geen voorlichting of leiding op vakgebied en geen waarborgen voor breed inzicht. Het Westland, dus ook Poeldijk, zakte steeds dieper weg in het moeras van armoede en moedeloosheid. Men zat met de handen in het haar. Nieuwe succesvolle initiatieven ontstonden uit een combinatie van moeilijkheden en mogelijkheden. Mensen die met problemen te kampen hadden en nog grotere op zich af zagen komen, gingen een uitweg zoeken.

 

Op 14 augustus 1888 vergaderde de Hollandsche Maatschappij van Landbouw te Poeldijk.  Punt vijf van de agenda luidde: bespreking van middelen die kunnen leiden tot wijziging en verbetering van de aardappel- en fruithandel. Daarin werd gepleit voor het oprichten van een Westlandse vereniging. De doelstelling hiervan was de verkoop en verzending van deugdelijke land-en tuinbouw producten te bevorderen. Deze vergadering was de aanleiding tot de oprichting van een Westlandse veiling vereniging.

De Hollandse Maatschappij van Landbouw stelde een commissie samen bestaande uit prominente heren. Eén vanuit elke Westlandse gemeente. Zij kreeg de opdracht de bestudering tot het oprichten van één Westlandse veilingvereniging, en daarvan verslag te doen in  februari 1889.

Tot leden van de commissie werden de volgende heren benoemd:

Jhr. Mr. W. Th. C. van Doorn, burgemeester van Naaldwijk,
C. P. Hoek, burgemeester van Wateringen,
P. R. Dingemans van de Kasteele, burgemeester van ‘s-Gravenzande,
G. van Luik, burgemeester van Monster,
Mr. H. A. van de Velden, burgemeester van Loosduinen,
A.F. Marlet, Delft,
P.F.L. Waldeck, Loosduinen,

Bovendien uit ieder Westlands dorp enkele tuinders. Voor Poeldijk waren dit de heren W. van der Knaap, C. Kouwenhoven en M. P. van Ruijven.

Zij kwamen met een voortreffelijk marktanalytisch rapport. Tijdens een vergadering van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, gehouden te Honselersdijk op 1 maart 1889 werd dit rapport gelezen en besproken. Schitterend was het resultaat niet, nauwelijks vond men in elk Westlands dorp mensen die aan het ontworpen plan hun medewerking toezegden. Deze toezeggers waren dan ook de vastberaden mannen die op 25 april 1889 te Honselersdijk aan de vergadering deelnamen. Zij namen het ontwerpreglement met enkele kleine wijzigingen aan en richtten een vereniging op.

Eenmaal dit besluit naar buiten gebracht te hebben, kwamen de bezwaren los. Telers, die in het verleden met hun producten hadden geknoeid, voorzagen het einde van hun rijk. Kooplieden en commissionairs die tot dan de wet hadden kunnen voorschrijven, voelden zich bedreigd in hun bestaan. Beiden deden hun best om de vereniging in een kwaad daglicht te stellen. Ondanks het verzet werkte men ijverig door.

Op 22 april 1890 werd te Poeldijk de oprichtingsvergadering gehouden. Het waren de prominente heren  H.J.Hoek,  J.C. de Bruin,  A. Waardeloo,  P.F.L. Waldeck en de Poeldijkse tuinder en koopman P.N. Enthoven. Zij stelden zich  ten doel de verhandeling en verzending van producten uit het Westland te bevorderen. Dit alles onder één keurmerk. Zo ook dit keurmerk in het buitenland te laten registreren.  

Vooral de heer H.J. Hoek uit Wateringen was een bijzonder mens. Door afkomst, opvoeding en positie genoot hij een hoog aanzien onder de bevolking van het Westland. Hij bezat  grote mensenkennis, was plooibaar van aard en gemakkelijk in de omgang. “Hoek stond naast een ieder en boven allen”.

Op 18 mei 1890 werd de eerste algemene vergadering van de Westlandse veilingvereniging gehouden. Daarbij waren toegetreden: de afdeling s-Gravenzande, De Lier, Wateringen en Naaldwijk. Op de tweede vergadering van 27 mei is ook Poeldijk er bij als lid van de Westlandse veiling vereniging. Redelijkerwijs kan men concluderen dat de afdeling Poeldijk is opgericht tussen 18 mei en 27 mei in het jaar 1890.

De mensen van het eerste uur van de afdeling Poeldijk waren P. van Paassen, P. Enthoven en D. van den Broek. Al snel werd er een bestuur gevormd met de heer P. van Ruijven Jzn. als voorzitter en N. van der Knaap Azn. als secretaris.

In de zomer van dat jaar werd een begin gemaakt met de verkoop van producten in het café bij C. S. Nederpelt aan de Voorstraat. Op de eerste avond werden te koop aangeboden: drie dekselbennetjes druiven,  vier ben pruimen, twee dozen perziken, wat vroege peren, bonen en aardbeien. Het was een simpel begin. En smakelijk zag het er soms ook niet uit. Vooral door het onooglijke fust dat gebruikt werd voor de heerlijkste vruchten. Om maar iets te noemen: prachtige perziken of heerlijke aardbeien in een niet al te fris uitziend sigarenkistje. Een bescheidener begin is zeker niet denkbaar. De gelagkamer bood meer dan voldoende ruimte, tenminste in het begin, want in 1894 moest men verhuizen  naar het café van D. Witkamp aan de Poeldijkse Vaart, waar samen met de herberg ook een schuur in gebruik werd genomen. Daar kon de veilingschipper zijn producten aanvoeren en de beurtschipper de producten naar hun eindbestemming brengen.

Poeldijk had in die dagen verschillende groenten-en fruit-handelaren, al hadden ze er vaak een nevenberoep bij. Koopman waren onder andere, Willem en Piet van der  Knaap,  Piet Enthoven, Janus de Bruin, de bessenkoopman Arie van Zijl, Klaas Thoen,  Bart Smith, Willem van der Berg, Frans van Bergenhenegouwen en Janus van der Valk.

In juni 1890 werden er officieel de eerste grove producten zoals aardappelen en uien en andere groenten verkocht. Aangevoerd in voorgeschreven fust, waarvan de mand en de jutezakken de boventoon voerden. In het begin werd er één keer per week geveild, en wel op woensdagavond, om acht uur. Al gauw werd dit in de zomer, elke avond behalve zaterdag en zondag. Vanaf 15 augustus van dat jaar af werd de eerste veiling van kleine producten in voorgeschreven fust gehouden. Er werden dan monsters van diverse  producten in het café aan de Voorstraat, op het biljart of op de grond uitgestald en bij opbod verkocht.  De volgende morgen werden de voorverkochte producten geleverd aan de  koopman. De kweker wist nu wat zijn produkten hadden opgebracht en kon de opbrengst zaterdags contant aan de veiling afhalen. Het verkopen ging er in het begin vrij eigenaardig aan toe. De afslager liep van de ene tafel naar de andere waarop de producten lagen. Gevolgd door kooplieden, die elkaar in de nauwe paden verdrongen rond de afslager. Herhaaldelijk gebeurde het dat twee, drie, ja soms wel tien kooplieden tegelijk, ‘mijn’ riepen en dan ontstond er een herrie van belang. De arme afslager had het dan hard te verduren. Hardhandig werd hij door elkaar geschud, door de verschillende kopers die elk van hun kant hem wilde overtuigen dat hij ‘voor’ was geweest.

De oprichting van de Vereniging Westland bracht een radicale omwenteling teweeg in de handel en afzet van de Westlandse producten. De veiling bewerkte tegelijkertijd een ommekeer in de geestesgesteldheid van de Westlandse tuinder. Die kon nu, verenigd met zijn vakgenoten, de belangen van zijn bedrijf en de afzet van zijn product bespreken.

De ledenvergaderingen van de veiling werden  regelmatig gehouden in een café. Steeds afwisselend, bij de heren A.J. van Rest, A Waardeloo, C.J. Nederpelt en later bij F. Toussaint,  F. van Bergenhenegouwen en in het Sint Vincensiusgebouw. De eerste jaren op zaterdagavond om acht uur. Het bestuur vergaderde steeds afwisselend bij één van de bestuursleden thuis.

De eerste tien jaar zijn erg moeilijk geweest voor het veilingwezen. Het gelukte de nieuwe organisatie nimmer de handel zover te krijgen dat er uitsluitend onder een keurmerk verhandeld zou worden.  Iedere koopman wilde zijn  handen vrij houden om desgewenst een merkloos product te verkopen en het waren vooral de Rotterdamse kooplieden die de veiling boycotten.

In een circulaire van juli 1890 door het bestuur aan de tuinders gezonden, werd het volgende meegedeeld: “Zijn wij goed ingelicht, dan hebben enige commissielopers zich onderling verbonden ieder een som van tweehonderd gulden uit te leggen met de bepaling, dat hij die aan de veiling kocht, zijn inleg zou verliezen”. Onderling werd er door de kopers gefluisterd: “Die beroerde veiling, men gunt ons kooplui geen halve cent meer”.

Zwaar en moeilijk was de taak van het bestuur. Er viel heel wat te regelen en te organiseren om de leden op een lijn te krijgen. 

Met de financiële toestand van de vereniging was het aanvankelijk ook niet rooskleurig gesteld: de enige inkomsten bestonden uit de contributie van de leden.

Ook van  tuinderszijde bleef men, ondanks het lidmaatschap van de veiling, toch graag uit de hand verkopen, wat niet bevorderlijk was voor het veilingsysteem.

De vereniging zette toch door om het veilingwezen van de grond te krijgen. Er werd gewoonlijk ‘s avonds veiling gehouden omdat er geen tijd mocht worden besteed, die op andere wijze nuttiger gebruikt zou kunnen worden. Voor de productie wilde men desnoods dag en nacht werken, maar ging het om de afzet, dan beschouwde men alle bestede tijd als verloren.

En hiermee was het veilingsysteem geboren. Want wat is een veiling?  Niets anders dan een marktorganisatie, waar vraag en aanbod elkaar zowel kwantitatief als kwalitatief zodanig ontmoeten en beïnvloeden, dat hieruit een inzichtelijke en evenwichtige marktsituatie ontstaat. Het veilingwezen maakt niet alleen de markt doorzichtig, het compenseert bovendien de economische machtselementen van grotere vragers tegenover vele, doorgaans kleinere  producenten.

In de notulen van 4 juni 1890 staat vermeldt dat Aegidius Toussaint als eerste Poeldijkse keurmeester werd aangesteld. Een jaar later kreeg hij een bascule om het gewicht te controleren. Er waren ook zoveel soorten grote en kleine verpakkingen met verschil van inhoudsmaten.

Voor de veilingtijden stelde het Westlandse bestuur op 9 juni 1890 een veilschema vast. Dit schema was zodanig ingedeeld, dat de kopers per avond een route langs verschillende Westlandse afdelingen konden afwerken om producten te kopen. Voor de afdeling Honselersdijk was dat  bij voorbeeld woensdagavond om zeven uur. In Poeldijk om acht uur en zo trok de koopman op die woensdagavond door het Westland.

Al was het oprichtingsjaar van het veilingwezen kort en de omzet klein, bij vele leden kwam het veilen van producten al in het eerste jaar vertrouwd over. Het daarop volgende jaar, in 1891 werd voor achtentwintig duizend gulden aan producten geveild.

In het begin werd bij opbod verkocht. In het jaar 1904 werd dat, na veel plussen en minnen, veranderd in afslag, wat tegenwoordig bij het veilen nog zo is.

Op 15 november 1900 werd er voor het eerst gesproken over het stichten van een veilinggebouw. De caféhouder, de heer A. J. van Rest aan de Voorstraat, opperde een plan om achter zijn zaak, op zijn grond een veiling te bouwen. Een locatie met drie ingangen waarvan er een verbinding zou krijgen met zijn gelagkamer. Een ingang aan de Voorstaat en een ingang aan het water ‘De Vaart’. Als dit plan doorgang zou vinden  zou hij de grond cadeau geven, desnoods met één gulden toe. Deze locatie werd eerst door stemming gekozen met zestig voor en drie stemmen tegen. Later werd het voorstel door bezwaren van het bestuur verworpen, omdat de locatie (in de kom van het dorp)voor de goederentram onbereikbaar zou zijn.

Het bestuur kwam met twee andere voorstellen.

Voorstel 1: grond kopen van de heer G van Vliet, over de Gantel in de gemeente Naaldwijk, groot 3350 vierkante meter voor de prijs van vierduizend gulden.

Voorstel 2: grond kopen van de heer van Lingen langs de Nieuweweg aan de Poeldijkse kant van de Gantel groot 2150 meter voor de prijs van f. 4300,--.

Dit tweede voorstel werd aangenomen met 42 stemmen voor, vijf tegen en 21 onthoudingen.

Er verrees een prachtig gebouw met een afmijntoestel voor de prijs van f. 16.088,66 en een halve cent. Dit gebouw werd later de fustloods en weer later de huisvesting van de Fa. J. Olsthoorn. De veilingtijden waren van de avond naar de morgen en het veilen werd een normaal bedrijfsgebeuren met vast personeel.

De verkoop van producten voor Rotterdam wilde niet vlotten. Om de verkoop naar Rotterdam te bevorderen huurde de vereniging een schuit om producten in Poeldijk gekocht in Rotterdam bij de koper af te leveren. Schipper J. Witkamp was bereid de exploitatie een maand lang voor zijn rekening te nemen. Na de afgesproken maand stopte hij ermee, omdat er niets te vervoeren viel. De Rotterdamse kooplieden bleven de veiling boycotten. De heren kooplieden kochten liever buiten de veiling om, omdat daar  geen concurrentie was.  De Veilingvereniging Westland, waarvan Poeldijk nog een onderafdeling was, beijverde zich de samenwerking tussen de twaalf Westlandse veilingen te bevorderen. Ze wilden zo een vuist maken tegen de handel. In veel ledenvergaderingen werd gesproken over de verplichting, alle producten aan de veiling ter verkoop aan te bieden. Wanneer de handel zich niet voor of na het veilen kon indekken, zouden goede resultaten te bereiken zijn. De leden in Poeldijk zagen het nut van het verplicht veilen nog steeds niet in.

Het was 9 mei 1906. De voorzitter deelde tijdens de vergadering het verheugende nieuws mee dat de veilinglocatie en ook zijn woning op het telefoonnet was aangesloten. Hij was nu altijd bereikbaar. Ook werd na de vele klachten van de veilingschippers de sloot langs het veilinggebouw verbreed. De sloot ging nu worden,  twee roe en drie voet breed, plusminus 29 meter, over een lengte van 12 roe, dat is 68 meter. Bovendien ging men in het gebouw een granieten vloer leggen en een afmijntoestel plaatsen. De luifel buiten werd verbreed en een woonhuis gebouwd voor de conciërge, de heer van Geest. Vijfentwintig rolwagens, waarop producten konden worden uitgestald, werden  aangeschaft. Dit alles voor de prijs van zevenduizend gulden. Voor deze uitbreiding was de tuin met huis gekocht van Janus v.d. Valk die naast tuinder ook marktkoopman was in groenten en fruit.

Vier jaar later, in de vergadering van 13 december 1910 vertelde de voorzitter dat hij werd overmand door een geest van moedeloosheid. De tuinder stond voor het treurige en niet te ontkennen feit dat het Westland met machteloosheid werd geslagen door een onhoudbare toestand op financieel gebied. De reden was dat aanvoer aan de veiling groter werd en de omzet kleiner en het ging financieel slecht in de Westlandse gezinnen. Voor het eerst werd tijdens deze vergadering  de stem van Jan Barendse gehoord, die de vergadering aanspoorde juist nu  samen te werken om te overleven.

Na twintig jaar hard werken van de voorzitter  P van Ruijven Jz. en de secretaris N v. d. Knaap Az. werd het roer overgegeven aan de nieuwe voorzitter Leonard Pauwels Th.z. en secretaris Jac. de Zeeuw.  

Poeldijk was in die jaren nog steeds een afdeling van de Veilingvereniging Westland. Door de grotere aanvoer van producten was er meer te keuren en  Willem van Bergen Henegouwen werd als eerste  exportkeurmeester aangesteld. 

Tot 1915 werden producten zoals aalbessen, druiven, tomaten, appelen, peren, spinazie en andijvie nog verpakt in manden. Aardappelen, uien en bonen in zakken. Stenen potjes werden gebruikt voor de verpakking van aardbeien. Op de mandenmakerij van Lipman aan de Gantel en die van Vos aan de Voorstraat werd in die dagen met man en macht 12 tot 15 uur per dag gewerkt om aan de vraag van verschillende soorten manden te kunnen voldoen.

Hierin kwam een ingrijpende verandering door het invoeren van uniform verenigingsfust, de meermalig te gebruiken houten kisten en bakken.  De aanvoer van producten groeide snel en het gebouw van de  afdeling Poeldijk werd al snel te klein. In de vergadering werd gesproken over uitbreiding van de gebouwen. De kooplieden hadden loodsen nodig voor de verpakking en verzending. Er moest ruimte komen voor aanleg van een goederentram, voor verzending van de producten naar het buitenland.

Bij de aanvoer van de producten via het water was het vaak zo druk met veilingschuiten dat het water nauwelijks te zien was, dus moest er meer vaarwater bij komen.. Om dit alles te kunnen realiseren werd de tuin van de heer Zwinkels aangekocht en zelfs enkele huizen afgebroken. Een grote operatie die de slordige som geld van honderdduizend gulden ging kosten.

Op 18 juni 1912 was de ingebruikneming van de uitgebreide locatie afdeling Poeldijk. De officiële opening werd verricht door de grote voorvechter van het veilingwezen in het Westland, de heer H. Hoek. Het was een groot feest waarbij heel veel Poeldijkers aanwezig waren. De euforie was van korte duur. De aanvoer aan de veiling groeide met de dag, maar de opbrengst liep steeds terug. Het waren moeilijke jaren. Vrijdag 12 juli 1912 besliste de vergadering in café Waardeloo dat ze niet verder wilde werken met de heer Van Geest als mandenmeester. Er werd gekozen voor de heer L. Bol en wel voor het salaris van f. 13,-- per week plus vrij wonen. Ook het salaris van de voorzitter en secretaris/penningmeester werd die avond vastgesteld en wel f. 800,--  per jaar. Dit was maar van korte duur want in de winter van 1913 waren de centen op en werd door de leden veel gemopperd op het veilingbestuur. Het was te royaal  en de salarissen vond men te hoog. Zo werd op vijf maart een protestvergadering gehouden met als resultaat dat het bestuur moest aftreden en de salarissen werden ingekort. Hiervoor waren 112 stemmen voor en vier tegen. De dag daarop waren de leden weer in café Waardeloo. Nu voor een officiële vergadering, onder leiding van de oud-voorzitter Van Ruijven,  met  het eisenpakket van de vorige dag.

Punt 1: het bestuur werd dringend verzocht af te treden.

Punt 2:  het salaris van de betaalmeester moest minderen, naar een half  procent van de  eerste f.     500.000,-- omzet en men eiste een borgtocht van  achtduizend. gulden

Punt 3:  de jaarsalarissen van de bestuursleden moesten omlaag en wel van de voorzitter van achthonderd naar zevenhonderd gulden; de tweede voorzitter naar vijfhonderd gulden; secretaris-penningmeester naar zevenhonderd gulden.

Punt 4; de salarissen van de afslager naar f. 250,--; losse hulp f. 150,--;  en de mandenmeester een salaris van f. 676,--  plus vrij wonen.

De heer J. Barendse, 33 jaar jong, nam een bemiddelende rol op zich, met het doel het bestuur te handhaven. Hij kwam bovendien met een rapport op de vergadering om verschillende artikelen in de statuten te veranderen, en om een commissie van toezicht in te stellen. Een nieuw bestuur werd nu gekozen, maar door de invloed van de hiervoor genoemde bemiddelaar werd het toch weer: Voorzitter L Pauwels, 2e voorzitter  Jac. de Zeeuw en sec/penn. J van der Berg.

De betaalmeester de heer Sweeris, die twintig jaar in functie was, bedankte vanwege het slechte salaris. Er waren verschillende sollicitanten voor deze functie. Daaruit werd de heer Kocken met 62 stemmen gekozen.   De heer P v.d. Elst  had de eer voortaan de  producten bij verkoop te tonen aan de kooplieden. En de bediening van de telefoon kwam in handen van P. de Haas. Zo werd alles anders.

‘s Morgens, bij de aanvang van de veiling, kwamen alle schuiten met de te veilen producten tegelijk ter plaatse. Het was een drukte van jewelste, wat erg storend werkte. Men kwam op het idee om in series te gaan veilen en wel tijdens de exportveiling op de hoofddagen  maandag, woensdag en vrijdag. De ene helft van de leden moest b.v. om 9.30 uur aanwezig zijn, de andere helft om 10.30 uur. Voor de eerst aan te bieden  partij werd dan geloot. Deze series werden later uitgebreid van twee naar zes series.

Op 5 mei 1913 trad  de heer Jac. de Zeeuw voor het eerst aan als verkoper/afslager, (in de voetsporen van de heer N. Witkamp,) welke  functie hij nog vele jaren tot genoegen der leden zou blijven voortzetten. Het waren altijd dezelfde leden die tijdens de ledenvergadering in de rondvraag het woord vroegen en die steeds weer in de notulen voorkomen. Dit waren de heren D. v.d. Broek,  H. Kerbert, M.  Mulder,  J. Grootschoten,  H. Zwinkels, G.A. van Kampen, Joh. van Kampen,  A. Persoon, W. van Paassen,  J. v. d. Zijden en G. Koppert.

Op 27 maart werd een nieuwe betaalmeester gekozen, echter na zestig dagen had hij het al bekeken en gaf hij zijn betaalmeesterschap op. De reden: slechte samenwerking met zijn administratieve hulp, die hem steeds op een dwaalspoor zette. Al spoedig liep er een opsporingsbevel bij de politie om de heer Kocken op te sporen. Hij had een schuld van f 1658,-- achter gelaten en hij was onvindbaar. De onderwijzer van de openbare school, de heer Sengers,  nam de taak tijdelijk op zich om de administratie weer op orde te brengen totdat er een bekwame opvolger kwam.

Op 28 januari 1914 was er een wisseling van het voorzitterschap. De heer L. Pauwels bedankte en de heer Jan Barendse werd met grote meerderheid van stemmen gekozen. Deze nieuwe voorzitter dankte de vergadering voor het in hem gestelde vertrouwen en vroeg de vergadering voortaan kortheid te betrachten bij de beraadslagingen. Hij sloot de vergadering met te zeggen; “Waar naar eenheid wordt gezocht, vermeide men wat verdeeld is”. Op 12 februari 1914 werd met een meerderheid van stemmen de heer A. Bol als hulpmandenmeester benoemd en N. van Bergen  als keurmeester.

De zwakke ‘beentjes’ waarop de Veilingvereniging Westland van start was gegaan werden steeds steviger.  En zoals het bij kinderen gaat als zij groter worden, voelden zij zich beklemd binnen het ouderlijk gezag. Al was het hun ook ten zegen geweest, zoals ze jarenlang hebben geleefd, alle afdelingen wilden zelfstandigheid. Zo ook bij de onderlinge afdelingen waarvan Poeldijk er één van was. Op 14 september 1915 werden alle veilingen in het Westland zelfstandig. De Vereniging van Westlandse Veilingen werd omgezet in een overkoepelend orgaan ‘Bond Westland’ waarvan alle Westlandse veilingen lid werden. Poeldijk ging verder onder de naam Poeldijkse Groenten-en Fruitveiling.

Op 31 juli 1914 voeren de veilingschippers met hun producten zoals gewoonlijk richting veiling, niet wetende wat hen te wachten stond. Bij aankomst proefden zij een vreemde sfeer maar spoedig hoorden ze dat de oorlog was uitgebroken, die verder de geschiedenis in zou gaan als de Eerste Wereldoorlog. Al spoedig werden veel jongeren  opgeroepen vanwege de mobilisatie. Al was er geen oorlog in eigen land, er heerste veel onzekerheid en de producten werden slecht verkocht. De landen waarnaar eerst de groenten werden geëxporteerd waren nu in oorlog. Alles wat met transport te maken had in die landen werd gebruikt voor oorlogsdoeleinden. De voedselschaarste is zelfs in ons land zo groot geweest dat er in de grote steden hongersnood ontstond.

De betaalmeester, de heer Sengers, had nog maar net zijn arbeidscontract voor 10 jaar vastgelegd of er waren al geldproblemen. Hij kon maar gedeeltelijk uitbetalen omdat de kooplieden maar moeilijk geld ontvingen voor de door hen geleverde producten aan het buitenland. Het veilingbeeld werd grondig verstoord door die oorlog (1914-1918). De oude strijdmethode, namelijk een vijandelijke stad omsingelen en door uithongeren tot overgave dwingen, werd nu toegepast op veel grotere schaal. De geallieerden, met name Groot-Brittannië, probeerden voor Duitsland, Oostenrijk en Hongarije de toevoer af te sluiten, door de zeewegen te blokkeren. Het gevolg was een toenemende schaarste van levensmiddelen in deze landen. De zuigkracht van de Duitse markt op de Nederlandse groenten en fruitveilingen nam daardoor snel toe en de prijzen stegen. De Nederlandse regering nam heel spoedig maatregelen om de binnenlandse voedselvoorziening veilig te stellen. Dit werd in redelijke mate bereikt door de exporteurs beperkte vergunningen voor uitvoer te verlenen. Zij moesten daarnaast een bepaald percentage van het te exporteren kwantum voor het binnenland afstaan tegen een matige prijs. Dit percentage kon voor groente en aardappelen - later werd ook fruit in dit systeem opgenomen- van soort tot soort en van week tot week verschillen. Dit was afhankelijk van de binnenlandse behoefte. Op de veilingen bleef  bij vrije concurrentie één prijspeil tot stand komen. De exporteurs hadden echter met twee prijsniveaus te maken, een laaggehouden binnenlands peil en een snel oplopend peil voor export.

Dit in wezen eenvoudige systeem liep vast in de zomer van 1916. Duitsland ging toen geleidelijk over op een vorm van centrale inkoop om het prijspeil vanuit die machtspositie omlaag te drukken. Om de groeiende voedselstroom van Nederland naar Duitsland in te perken eisten de Britten hun historisch aandeel in de Nederlandse export op. Voor de handhaving van de neutraliteit van ons land was de inwilliging van deze eis noodzakelijk. Na enig zoeken en tasten ontstond ook bij de Britten en de Fransen een vorm van centrale inkoop.

Om de intussen ook in eigen land opkomende schaarste beter te kunnen bestrijden, onder andere door geknoei met de voorschriften moeilijker te maken, bepaalde de Nederlandse regering dat uitvoervergunningen voortaan alleen mochten worden afgegeven door de veiling. En wel als daar aan de beschikbaarstelling voor het binnenland was voldaan. De veiling kreeg aldus met drie prijsniveaus te maken: één het nog altijd hoge peil voor export naar Duitsland. Eén met een wat lager peil voor export naar Engeland en één met het laagste peil voor afzet naar binnenlandse bestemmingen. Het veilen liep tenslotte onder deze omstandigheden vast.

Een goede verkoopstrategie vereist dat macht tegenover macht wordt geplaatst, dat tegenover centrale inkoop een verkoopmonopolie wordt gevormd. Zo niet, dan kan de centrale inkoper alle verkopers tegen elkaar uitspelen. Bij de veilingbesturen drong deze vuistregel door. Men begon de krachten te bundelen. De veilingen vormden provinciale commissies, die door contracten met de veilingen vergaande volmachten kregen om in de prijsvorming in te grijpen. Om eventueel de veilingklokken stil te zetten en zo nodig de aanvoeren af te remmen. Deze bundeling mondde uit in de vorming van een centrale permanente prijsafzetscommisie op 11 januari 1917. Deze commissie vormde de eerste nationale bundeling van groenten-en fruitveilingen in Nederland. Al spoedig werd deze het Centraal Bureau van Tuinbouwveilingen in Nederland genoemd, in de volksmond CB. Van iedere veiling nam een bestuurslid zitting in het CB en daaruit werd een bestuur gekozen.

In de jaren van de Eerste Wereldoorlog groeide de afdeling Poeldijk gestaag verder. De veilingomzet was in het jaar 1915 maar liefst zesduizend gulden groot. Er moesten nodig weer vier loodsen voor verpakking bijkomen. Het materiaal was, door oorlogsomstandigheden, schaars en duur. De prijs was 1500 gulden per loods. De vergadering koos voor een noodoplossing, het werden vier hulploodsen elk voor de prijs van f. 440 gulden per loods.

Het duurde tot 20 april 1917 voordat er standaard gewichten en maten kwamen voor verschillende producten. Tuinbonen in zakken van 25 kg.  Aardappelen 34 kg per mand. Het sorteren van tomaten ging in die jaren met de hand. Er moest veel geteld worden. De sortering A tomaten 14 tot 20 stuks per kg, de sortering B minder dan 14 stuks per kg.

In de eerste twee jaar van de Eerste Wereldoorlog is de productie van winstgevende ‘oorlogsteelten’  enorm toegenomen. Later toen door de oorlog de economische toestand verslechterde en de buitenlandse valuta in waarde verminderden, bleven de prijzen van de producten ver achter. En dat terwijl er een groot voedseltekort was in Europa.

In de vergadering van vrijdag 5 oktober 1917 kwam het veilinglid Joh. van Kampen met een mogelijke oplossing. Een drogerij of zouterij van groenten, voornamelijk van pronkbonen. Van Kampen kwam met een voorbeeld dat aan het artikel bonen wel twintig gulden per vat werd verdiend. De voorzitter wilde op dit voorstel ingaan, maar dan via Bond Westland, zodat andere veilingen ook mee konden doen.

Het ging hier dus om producten die in grote aantallen aan de veiling aangeboden werden,  maar door het grote aanbod moeilijk te verkopen waren. Hoofdproducten voor verwerking waren voornamelijk pronkbonen, waarvan gezouten snijbonen werden gemaakt, en witte kool, die diende voor de zuurkoolbereiding. Ook werd andijvie op die manier ingemaakt. De andere groenten, zoals boerenkool, peen en rapen werden gedroogd. Het inblikken stond nog in de kinderschoenen.

Na de voorstellen van Van Kampen van de afdeling Poeldijk, stelde  het bestuur van Bond Westland een commissie samen. Die moest de mogelijkheid van een coöperatieve verwerking te onderzoeken. Het bestuur van Bond Westland bracht het onderwerp bij de Westlandse veilingen in bespreking. De gedachte om in het Westland een eigen coöperatief verwerkingsbedrijf op te zetten, vond in diverse ledenvergaderingen voldoende steun. Op 23 maart 1918 werd de oprichtingsakte gepasseerd. De coöperatie werd een zelfstandige organisatie. De naam werd “Coöperatieve Verduurzaam Inrichting” In de volksmond genoemd ‘de Coverin’.

Voorzitter van de vereniging werd  J. A. M. van Kampen. Alle leden, van de bij Bond Westland aangesloten veilingen, konden lid worden van de Coverin. Het aantal leden liep op tot 600.  Dat was een derde deel van het totale ledental van de veilingen.

Op 18 mei 1918 werd naast de Poeldijkse veiling de tuin van Jan Kruijk, 1,3 ha groot, aangekocht voor de bouw van een conservenfabriek. Deze was gelegen tussen de Gantel en de Monsterseweg, aan de huidige Slachthuiskade.

De bouw van de fabriek verliep in hoog tempo en op 17 augustus 1918 draaide de zout-en drogerijfabriek. Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand gesloten  en de Eerste Wereldoorlog was ten einde. De honger was daarmede uiteraard niet verdwenen. In Duitsland en Oostenrijk ontstonden chaotische toestanden. Er kwamen geen geldmiddelen meer voor de invoer van groenten beschikbaar. In de loop van 1919 werd het geleidelijk duidelijk dat landelijk geen herstel van de afzet te verwachten was. Alle pogingen om toch nog geforceerd te verkopen, liepen op niets uit. Bij de Coverin liep de voorraad van diverse onverkochte producten op tot 8.000 vaten.

In de tweede helft van mei 1920 begon de zaak bij de Coverin vast te lopen. De Coöp. Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, zegde het krediet op. De voorraden uit 1918 en 1919 lagen nog onverkocht. Op 10 juni bleek de schuld aan de bank  1.097.000 gulden  te bedragen. Besloten werd tenslotte nog niet te liquideren, maar het tekort bij de leden te incasseren. De aansprakelijkheid van de leden was driehonderd gulden per aandeel. Artikel 31 van de statuten van de Coverin kwam hier op neer, dat bij liquidatie  alle in 1918 en1919 aan de leden verstrekte bedragen voor geleverde producten volledig door hen moesten worden terugbetaald plus 30% van de veilingomzet over 1917.

Het doek viel op 18 oktober 1920. De bank hield vast aan de aansprakelijkheid van 300 gulden per aandeel. Voor de betrokken telers in Poeldijk, en voor vele Westlanders kwam dit neer op toepassing van Artikel 31. Een lange lijdensweg moest worden afgelegd, die veel tuinders slapeloze nachten, maar ook een flink deel van hun kapitaalkracht heeft gekost. Heel wat telers  kwamen aan de rand van de afgrond te staan, sommigen vielen over de rand heen. Er volgden tal van procedures. Nog in 1929 deed het dagelijks bestuur van Bond Westland  een poging een schikking tot stand te brengen tussen vele tientallen telers en de bank, overigens zonder veel succes. Na het faillissement kwam het gehele Coverin-complex in handen van M. van Beveren uit Loosduinen.

Deze verhuurde de hallen aan diverse personen  Zo vestigde zich aan de Gantel de scheepsmaker N. Reijgersberg. De bouwmaterialenhandel W. v.d. Valk en na zijn vroege dood de firma de Zeeuw. De pas opgerichte bloemenveiling heeft eveneens enkele jaren van de hallen gebruik gemaakt.  Ook de handelaar in kunstmest en tuinbouwbenodigdheden Van Veldhoven had een gedeelte in gebruik.

Na de val van de Coverin waren de tuinders het vertrouwen in het veilingwezen verloren. Van de veilplicht werd bijna geheel afgeweken en het uit de hand verkopen vierde weer hoogtij, waardoor de concurrentiepositie van de veiling wegviel. Het bestuur kwam daar tegen in opstand. Ze herinnerde de leden aan de gunstige resultaten door het eensgezind en eendrachtig samenwerken in de moeilijke beginperiode. Dit alles was voor de heren kooplieden in hun voordeel en werd door de plaatselijke pers stevig gevoed. Daar kwam nog bij dat de gezamenlijke veilingen besloten om vanaf 10 april 1919 aan de kooplieden twee procent voor slijtage van het fust in rekening te brengen. Dit besluit was wel gerechtvaardigd, gezien het grote misbruik dat van het fust werd gemaakt. Eenparig besloten de koopliedenverenigingen deze nieuwe belasting echter niet te aanvaarden. De kopers staakten, door gezamenlijk niet meer op de veilingen te kopen. Ze hielden woord en dat viel hen des te gemakkelijker, omdat ze steun vonden bij de tuinders. Telers die buiten de veiling om aan de koopman leverden wat ze nodig hadden. De Bond had enkele dagen zelf voor de afzet van de producten gezorgd maar dat was een wantoestand die niet lang mocht duren. Het besluit van de 2% werd opgeheven, en de zaken kregen weer een normaal verloop.

In 1921 ontstond er een nieuw ernstig conflict. Door de kooplieden werd weer een aanval gedaan op het veilingwezen. Men dacht eerst, dat het van geringe betekenis was, maar in werkelijkheid was het een goed georganiseerde aanval op de gehele veilingorganisatie. Sedert 15 november 1920 waren de Leidse kooplieden in staking en op bevel van de federatie van kooplieden werd de staking volgehouden. Alle kooplieden waren solidair met de stakende Leidse collega’s. Zij kochten nu voor hen in aan de Westlandse veilingen en door gemeenschappelijk overleg daalden de prijzen tot zeventig procent van de waarde.

De bond moest handelend optreden, want het was er op of onder voor het veilingwezen. Het werd op alle veilingen verboden voor Leiden te kopen. Als de kooplieden hiervoor toch kochten werd de veiling stopgezet. Men zou dan niet eerder tot veilen over gaan dan nadat de koopliedenorganisatie de eisen van het Centraal Bureau had geaccepteerd. De Nederlandse Exporteurvereniging trad als bemiddelaarster op. Na langdurige besprekingen werd men het eens en op 16 maart draaiden de veilingen weer op volle toeren.

Het Centraal Bureau had het pleit gewonnen. De grote kracht van de organisatie was sterk naar voren gekomen en beter dan ooit was de wenselijkheid aangetoond van het verplicht veilen. Toch heeft het nog tot 14 april 1922 geduurd voor dat de veilplicht in de statuten (nl. artikel 18) verplicht werd gesteld, met 49 stemmen voor en 12 stemmen tegen.

Na al deze strubbelingen ging het veilen weer als vanouds verder. Een jaarlijks ritueel waren loononderhandelingen van het veilingpersoneel. Ze kwamen geregeld in de algemene vergadering ter sprake. Deze lonen schommelden in het jaar 1918 zo rond de  20 gulden per week. Het jaarloon van de voorzitter schommelde zo rond de f. 1500 per jaar, zo’n 30 gulden per week. De voorzitter J. Barendse, die inmiddels in het dagelijks bestuur van het Centraal Bureau zitting had genomen en benoemd was als gedelegeerde van de Provinciale Commissie Zuid Holland, kreeg het nu wel erg druk. Hij stelde zelf voor om bij zijn afwezigheid als Voorzitter van veiling Poeldijk een vervanger aan te stellen die dan door hemzelf zou worden betaald, wat ook gebeurde.

Nog hetzelfde jaar, 1918, en wel op 22 oktober bracht het bestuur een ander gewichtig vraagstuk in de vergadering, en wel het aanschaffen van uniform veilingfust.  Dit was een zeer moeilijk punt daar vele leden eigen fust hadden met als opschrift hun eigen naam.  Na heel veel woorden nam de vergadering toen het besluit uniform fust in te voeren.

In 1920, nadat het dieptepunt van de naoorlogse aanpassingsperiode was gepasseerd, begon een tijdvak van grote economische opleving. De koopkracht steeg snel. De tuinbouw beleefde goede jaren. De veilingen kregen jaarlijks grotere kwanta te verwerken, waardoor de veilingoutillage te klein werd. De algemene opleving en de snel groeiende ondernemingslust liet het veilingbestuur niet ongemoeid. De zorg voor de kwaliteit hield over het algemeen de gemoederen bezig. Dit leidde er toe dat er in 1923 een Uitvoer Controle Bureau (UCB) tot stand kwam. Dit op basis van een 50/50 verdeling van de bestuurszetels tussen veilingen en de exporthandel. Voor de vervulling van het voorzitterschap koos men een persoon uit overheidskringen.

In de periode van 1920 tot 1930 breidde de tuinbouw verder uit. Dit betekende dat de veilinggebouwen uit hun jasje groeiden, met als gevolg de bouw van een nieuw veilinggebouw. Er verrees aan de Monsterseweg een prachtig gebouw met een onderdoorvaart, zodat de veilingschuit voor de koperstribune de producten aan de kopers kon tonen. Ook een hal voor de aanvoer van fijne producten die op rolwagens, voor de klok aan de kooplieden ter verkoop konden worden aangeboden.

Poeldijk had nu een pracht van een veilinggebouw. Het was een voorbeeld voor de omliggende dorpen. Na de goede jaren kwamen de jaren dertig, de crisisjaren. De landen waar voorheen onze producten naar werden geëxporteerd, bouwden tolmuren. Dit alles leidde tot een overschot aan producten die resulteerde in een prijs die ver beneden de kostprijs lag. Het waren moeilijke jaren voor de tuinbouw en het duurde wel tot 1939 voordat de prijzen weer wat optrokken. Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit en weer stond de veilingontwikkeling stil. Vijf jaar lang werd er geroeid met de riemen die men in die dagen had.

Na de Tweede Wereld Oorlog ging de economie weer met sprongen vooruit, de consument kreeg meer koopkracht, terwijl de tuinbouw zich in een snel tempo ontwikkelde.

Er waren in de jaren zestig in het Westland vele veilingen, in ieder dorp was er wel een. Om eendrachtig te kunnen opereren gingen de veilingbesturen van Poeldijk, Honselersdijk, Sammersbrug, Wateringen, Naaldwijk, Zwartendijk, Monster, Kwintsheul en Loosduinen om de tafel zitten om al deze veilingen samen te smeden. Er werd jaren vergaderd over dit onderwerp, totdat er op 9 februari 1967 overeenstemming werd bereikt (behalve met Kwintsheul), om een nieuwe veiling te bouwen. Deze werd gebouwd in de Poeldijkse Dijkpolder, op het land van de boeren Niek Helderman en Michiel van der Hark. Midden tussen al de dorpen in zodat de afstand van de tuin naar de veiling voor de meesten korter werd. Het werd een hypermoderne veiling, maar nu niet meer via water bereikbaar, maar naar de eisen van de tijd met dockboards en koelcellen. De oude veilinggebouwen en terreinen werden verkocht. Hierdoor kon het totale investeringsbedrag van rond 22 miljoen gulden direct worden teruggeboekt tot minder dan veertien miljoen gulden. Er kwam een moderne en niet te vergeten een goedkope veiling voor terug. De veiling kreeg de naam ‘Groenten-en Fruitveiling Westland Noord’. In de volksmond ‘Westland Noord’.

Poeldijk was nu de plaats waar de grootste groenten-en fruitveiling van Nederland en van de wereld stond. Kwintsheul had lang geaarzeld maar na vier jaar kwamen ook de  Heulenaars naar de moderne en goedkope megaveiling in Poeldijk. Ook de groenten en fruitveiling in Emmen (Drenthe) werd al snel een onderdeel van Westland-Noord. Bij iedere fusie groeide de veiling uit in volume en omzet.

Vele wegen in Poeldijk rondom het veilingcomplex hebben haar ontstaan te danken aan deze veiling. Door haar werd voor de ontsluiting geïnvesteerd in de volgende wegen.

Verlengde Verburchlaan                             f    67.000

Weg Mariëndijk – Gantel                            f  105.000

Gantel – veilingterrein                                f  187.000

Kruising Wateringseweg                             f  158.000

Poeldijksepad                                            f    40.000

Aansluiting en kruispunt Rijksweg

Loosduinen-Westerlee                                 f 690.000

Een totaal bedrag van 1.250.000 gulden wat met de ogen van 1968 heel veel geld was.

De volgende veiling die geen levensvatbaarheid meer had in het Westland was ‘s Gravenzande. Deze veiling was voor Poeldijk een goede aanvulling, op het sortiment producten, omdat deze hoofdzakelijk bestond uit leden met een tuin van zandgrond, waarop andere producten geteeld werden zoals radijs, sla, en peen die verwarmd werden door heteluchtkachels (ploffers). Ook deze veiling ging op in de Poeldijkse Veiling Noord. Deze fusie ging gepaard met aanpassingen en uitbreiding van veiling Poeldijk. Als laatste veiling in het Westland schoot veiling Westerlee als eenling over, de leden van deze veiling vonden de afstand naar Poeldijk te groot en wilden niet fuseren. Westerlee was een veiling die strategisch goed gelegen was. Er zat wel een grote ‘maar’ aan deze veiling vast, ze was financieel erg zwaar belast. Toch rustte het veilingbestuur niet, voordat veiling Westerlee erbij kwam. Van het doel van de fusie, de producten goedkoper vermarkten, om de concurrent de baas te blijven, was nu geen sprake.  Er werd nu geen veilingterrein verkocht maar duur gemoderniseerd oa. in dockboards en koelcellen

Veiling Westerlee bleef na gefuseerd te zijn een aanvoerpunt en in Poeldijk bleef het prijsvormingmechanisme: de veilingklok. Er werd een groot en duur kantoorgebouw in Poeldijk bijgebouwd; het kon niet op, terwijl de bouw activiteiten in Westerlee ook groots doorgingen. We kregen meer concurrentie uit de zuidelijke-landen die waarschijnlijk goedkoper konden leveren. De zelfbedieningsketens in binnen-en buitenland vormden machtsketens, zij eisten prijsafspraken. Er kwam televeilen (gekoppelde klokken) met de computer als uitvoerder. De koopman kon nu vanuit zijn kantoor met behulp van zijn computer rechtstreeks zijn nodige producten aan de veiling kopen. De weg die de producten moesten afleggen van tuin naar de schappen moest korter worden om goedkoper te kunnen leveren, rechtstreeks van kweker naar de handel. De veilingstatuten werden veranderd, nu geen stemrecht meer per lid maar naar omzet. Leden met een grote aanvoer kregen meer zeggenschap. Dit alles leidde er toe dat de meerderheid, de kleine aanvoerders, werden overheerst  door de grote aanvoerders.

Professor doctor Cees Veerman, commissaris van de Raad van toezicht van de Westlandse groenteveilingen kwam op 13-12-1995 met een nieuw structuurplan voor het veilingwezen.

Zijn speerpunten waren;

Schaalvergroting.

Oprichting van de landelijke marktpartij: de Voeding Tuinbouw Nederland (V.T.N).

Marktgerichtheid.

Ketenintegratie.

Door efficiency een kosten besparing van 260 miljoen.

Centraal bureau van tuinbouwveilingen fuseert mee in de Voeding Tuinbouw Nederland.

Informatietechnologie (het zware wapen tegen de concurrentie)

Cees Veerman trok maanden als een demagoog met een V.T.N.-karavaan door het land om alle Nederlandse groenteveilingen voor deelname aan een ‘megaveiling’ te winnen. Rien Bos, de voorzitter van de Westlandse Groenteveiling gebruikte hiervoor de volgende slogan; “Als we het ondernemingsplan Veerman aanvaarden gaan we samen succes oogsten”. Directeur Claes stelde: “Dat informatie het hart moest worden van de V.T.N”.

Op 31 mei 1996 stemde de leden van veiling Westland voor het plan Veerman. En wel met een krappe meerderheid van 71 procent, er was 66 procent nodig. De groenten en fruitveiling ging een fusie aan met nog acht landelijk veilingen en vormde zo de Voeding Tuinbouw Nederland de V.T.N.

De V.T.N. vormde een organisatie die de ‘The Greenery’ werd genoemd. Veerman, de architect van het concept, benoemde de eigenzinnige Willem van der Mee tot directeur, die de  nieuwe afzetorganisatie van groenten en fruit ging leiden. Na een turbulente start was het voor vriend en vijand een verrassing dat de handelshuizen Van Dijk en Perkins op 2 maart 1998 door The Greenery werden opgekocht. Volgens de telers is deze deal altijd omstreden geweest, gezien de financiële situatie bij The Greenery. Van der Mee bleek niet de kapitein die het schip kon besturen en vertrok op 10-07-1998. Bart Jan Constandse werd de nieuwe Greenery-topman. De president-commissaris van The Greenery Cees Veerman die in die jaren nogal langharig was stelde, dat hij zijn haren niet liet knippen voordat The Greenery een succes was. Zijn karakteristieke weelderige haardos laat nu, na vijf jaar Greenery, alleen maar wat meer grijs zien. De verkoopprijs is stabieler geworden. Van grootschalige doordraai, zoals in de jaren negentig, is tot nu toe geen sprake. Terwijl de gepresenteerde jaarcijfers van The Greenery over 1999 laten zien dat het bedrijfsresultaat groeiende is.

Wat is er sinds de tomatencrisis van begin jaren negentig, welke de moeder is van de ommezwaai in het vermarkten van tuinbouwproducten, nu zo anders?

- De bedrijfsgrootte van een tuinbouwbedrijf bleef vroeger ongeveer even groot, nu is die enorm toegenomen.

- Was de mentaliteit van de veilingleden vroeger gelijkgericht, nu is deze door verschil van bedrijfsvoering sterk verschillend.

- Was er vroeger sprake van solidariteit, nu denkt men individueel, per bedrijf

- Was de uitbetaalprijs vroeger gelijk,  nu zijn er groepen telers die meer voor hun producten krijgen dan anderen, vanwege kwaliteit, marktpositie, of het hele marktconcept.

-  Was er vroeger, van ieder product, een blok, nu is dit een gesegmenteerde markt.

- Waren er vroeger veel inkopers, groentenboeren, nu met het grootwinkelbedrijf  neemt de macht van de inkoper nog altijd toe.

De prijs die vroeger werd bepaald door de veilingklok wordt nu gemaakt in het schap van de supermarkt. Dat staat centraal in het concept van The Greenery. De prijs die de tuinder krijgt wordt teruggerekend vanuit de prijs in het schap. En ja, die schapprijs is nog steeds afhankelijk van het aanbod dat in toenemende mate internationaal is. Als je dat accepteert, heeft de tuinder en The Greenery maar twee dingen te doen.

1 - De kosten om het product in dat schap te krijgen zo laag mogelijk houden.

2- Waarde toevoegen aan het product, door marketingconcepten te ontwikkelen en daar op in te spelen met kwaliteit, de juiste verpakking, versheid, jaarrondlevering, totaalassortiment, specifieke presentatie en acties.

Voor dit alles is het nodig dat de teler in goed vertrouwen zijn organisatie voor hem laat werken.

Er is zeer veel veranderd in de laatste vijf jaren in de verkoop van groenten en fruit. De veiling in Poeldijk waar ieder zo trots op was,  is geen groenten- en fruitveiling meer. Het veilingcomplex werd in 1999 verkocht voor de prijs van 152,5 miljoen gulden aan de bloemenveiling in Honselersdijk en enkele Westlandse handelshuizen, die samen de logistieke ‘Beheermaatschappij A.B.C. (Agri Business Centrum) Westland’ hebben gevormd.

Met het sluiten van de Poeldijkse Groenten-en Fruitveiling verdween er een stukje geschiedenis; de veilingklok waar de veilingmeester acteerde, dirigeerde en scheidsrechter was. Waar drie generaties van de Poeldijkse familie Gram verrukkelijke koffie serveerden.

Laten we de wens uitspreken dat de veilingklok, in het Westlands Museum voor Streek- en Tuinbouwhistorie       (Middel Broekweg 154 2675 KL Honselersdijk  tel. 621084 ) de oude herinneringen tot in lengte van jaren levendig zal houden, nu het schip dat veiling heet, Poeldijk voorgoed is uitgevaren.

Jan Barendse was zo nauw verbonden met het veilingwezen van de Groenten- en fruitveiling in Poeldijk dat hij zeker genoemd mag worden nu het veilingbedrijf uit Poeldijk verdwenen is. Barendse was een getalenteerd en charismatische man. Was gastvrij en waardeerde de goede dingen van het leve. Hij is van grote betekenis geweest voor de tuinbouw in het algemeen en voor het  Poeldijkse veilingwezen in het bijzonder. Jan Barendse werd geboren op 27 oktober 1879 in Honselersdijk aan de Nieuwe Tuinen. Eind 1913 werd hij tuinder in Poeldijk. Barendse ging tuinen in ‘De Steeg van Polanen‘, tegenwoordig de Van Ruijvenlaan. In het jaar 1914, op vijfendertig-jarige leeftijd,  werd hem de voorzittershamer van de Fruit-en Groentenveiling Poeldijk overhandigd. Acht en dertig jaar lang heeft hij aan het roer gestaan van dit grote veilingschip, dat hij met vaste hand heeft bestuurd en tussen klippen en rotsen heeft doorgestuurd. Het was niet alleen zijn stuurmanskunst, maar vooral zijn onkreukbare eerlijkheid tegenover vòòr-en tegenstanders. Onder zijn voorzitterschap is de Poeldijkse veiling tot grote bloei gekomen. In 38 jaar is hij noch door ziekte noch door andere oorzaken afwezig geweest. Onder zijn leiding hebben de leden zich veilig gevoeld. Er ging  altijd een opvoedende kracht van hem uit. Hij was een man met voortreffelijke kennis. Wanneer iemand hulp of raad nodig had en bij hem aanklopte wist hij, met zijn rijke levenservaring, menig moeilijk probleem tot een oplossing te brengen.

Door zijn bijzondere affiniteit kreeg hij in 1917 ook de voorzittershamer van de Bond Westland aangereikt. Bond Westland was een overkoepelend orgaan van alle Westlandse veilingen. Vanaf 1930 zat hij in het dagelijks bestuur van de Nederlandse Tuinbouwbond, later Centraal Bureau van Tuinbouwveilingen genoemd. Hiervan was hij rond 1945 anderhalf jaar voorzitter, als plaatsvervanger van F. V. Valstar, die door de Duitsers was vermoord.

Hij bezat de gave om op een warme, prettige en begrijpelijke manier te spreken,  waarin veelal een boodschap schuil ging. Daarbij liet hij vaak merken hoe dankbaar hij was voor het grote vertrouwen dat hij steeds ondervond van de leden. Hij stimuleerde vaak de vergadering om geld beschikbaar te stellen voor het tuinbouwonderwijs en het proefstation in Naaldwijk.

Ook onder zijn verwanten en vrienden was hij een gezellige prater. Het gehoor hing hem dan letterlijk aan de lippen. Zijn dochter Nel zij dan wel eens: “Pa wat zit je weer te overdrijven”. Zijn antwoord was dan: “Als je van een mug geen olifant kan maken, kun je niet praten”.

Een erfenis van deze bijzondere man is ons nagebleven door zijn naam te verbinden aan een weg door het centrum van Poeldijk, de ‘Jan Barendselaan’. Toen Jan Barendse twee van zijn voorzittershamers had teruggegeven en de leeftijd der sterken naderde,  heeft hij in rustige dagen een historisch boek geschreven over het vroegere Westland genaamd ‘Hollandse Tuin’. Jan Barendse werd tweemaal onderscheiden door de Koningin. Eerst met de versierselen van Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en later met het officierschap in de Orde van Oranje-Nassau. Jan Barendse stierf na een kort ziekbed op 78-jarige leeftijd en werd  op  8 juni 1958 in Poeldijk begraven.

De Westlandse bloemenveilingen

 

In 1882 kwamen de Poeldijkse gebroeders van Ruyven op het denkbeeld een onderzoek in te stellen naar de gesteldheid van de bodem om hier bloembollen te gaan kweken. Men nam een proef op klei- en zandgrond, en beide gelukten. Deskundigen roemden zelfs de goede kwaliteit van de tulpenbollen die sterker waren dan die in het bollenland en beter om in bloei te trekken. Vele tuinders  besloten zich nog in de 19e eeuw op de bloembollencultuur toe te gaan leggen. Op 30  april 1886 werd te Poeldijk de eerste veiling van te velde staande bollen gehouden. Dit onder leiding van een notaris.

Ook vele anderen wierpen zich op het telen van bloembollen, tuinder, ambachtsman, winkelier. Zelfs de Poeldijkse huisarts Van Beek probeerde in die dagen wat bij te verdienen met bloembollen. De teelt ging enige jaren werkelijk goed. Daarna kwam de onvermijdelijke terugslag. Door overproductie werd menig bollenkraam onverkoopbaar, wat verschillende telers tot een faillissement bracht.

Rond 1920 ging men op bescheiden schaal in Poeldijk snijbloemen telen. De bloemen werden van de tuin aan handelaren verkocht. Het  was voor Poeldijk, C.P. Duinisveld, die met andere Westlandse bloemenkwekers contact zochten met de Westlandse Bloembollenkwekersvereniging voor de oprichting van een bloemenveiling. De toenmalige omvang van de productie maakte dat mogelijk. Voor één centrale Westlandse veiling zou er het gehele jaar door voldoende bloemen aanvoer zijn: in het voorjaar bolbloemen, in de zomer zomerbloemen zoals dahlia’s, asters, duizendschonen, perkgoed en in de herfst hoofdzakelijk chrysanten.

Op 20 februari 1923 besloten veertig kwekers in het café van Frans van Bergen Henegouwen te Poeldijk tot oprichting van een Centrale Westlandsche Snijbloemenveiling. Ter vorming van een voorlopige kas garandeerden de oprichters elk een bedrag van f. 2,50 met de bepaling dat nieuwe leden een gelijk bedrag als entreegeld zouden moeten betalen.

Poeldijk werd de plaats van vestiging. Jan Barendse, de voorzitter van Bond Westland die ook op deze oprichtingsvergadering aanwezig was, stimuleerde met een uiteenzetting over het grote nut van een veiling voor de afzet van bloemenproducten. De voorlopige voorzitter van de Centrale Westlandse Snijbloemenveiling werd  Jac. van der Berg uit ‘s-Gravenzande. Voor het veilen van bloemen maakte de C.W.S., zo werd hij in de volksmond genoemd, in de lege uren gebruik van het veilinggebouw van groenteveiling ‘Westland’ afdeling Poeldijk. Op vrijdag negen maart 1923 werd de eerste bloemenveiling gehouden. De veilingkosten bedroegen tien procent. Die eerste veilingdag kende een omzet van iets meer dan driehonderd gulden.

Nog dat zelfde jaar trad de voorzitter Jac. van den Berg, die zich tijdelijk beschikbaar had gesteld  terug. De Poeldijker G.A. van Kampen werd de nieuwe voorzitter. Hij werd al direct geconfronteerd met de moeilijkheid dat de groenteveiling geen gastvrijheid meer kon bieden, omdat men zelf de ruimte hard nodig had. De bloemenveiling verhuisde 10 mei 1923 naar de leegstaande groentezouterij van de ‘Coverin’ aan de Slachthuiskade in Poeldijk. Gelegen op nog geen honderd meter afstand van de groenteveiling. De eigenaar van de Coverin was M. van Beveren.

De ruimte was groot gezien de aanvoer en de mogelijkheden leken ideaal. Er waren alleen géén roltafels, géén koopmanstribune en geen afmijntoestel. Men plaatste lange tafels in de hal waarop de bloemen werden uitgelegd. Achter de tafel stond de afslager geassisteerd door enkele bestuursleden die de bloemen aan de kooplieden die voor de tafel stonden, verkochten. In september van dat zelfde jaar leende men 40 roltafels van veiling Westerlee en er werd een gebruikt afmijntoestel gekocht. Geldmiddelen zoals de huur en inrichting van het gebouw waren er onvoldoende. Dit werd opgevangen door onder de leden vrijwillig aandelen van 30 gulden te plaatsen. Verder nog een lening bij de boerenleenbank van 2000 gulden, waarvoor de leden een borgtocht tot  f  50,- moesten tekenen.

De bloemenveiling was nog maar net een jaar oud of er trad op 5 mei 1924 een geheel nieuw bestuur aan. Het waren de Poeldijkse heren C.L.Duynisveld, voorzitter, A. van Kampen, secretaris en Jacob van der Knaap, penningmeester.

Het bestuur ging, om de kosten te drukken, zelf veel veilingwerkzaamheden verrichten. Toch bleven de uitgaven groter dan de ontvangende 10 % veilingprovisie. Daarbij waren er veel moeilijkheden.

Om er enkele te noemen:

Het Coverin-gebouw was niet als veiling geschikt.

Er waren conflicten over de sortering

Er was onenigheid over de kwaliteit van de producten.

Fouten veroorzaakt door het veilingpersoneel

Een  onverzorgde administratie.

In 1926 is de Poeldijker W.A.Duijvesteijn nog een jaar voorzitter geweest. Ook hij kon de moeilijkheden niet overwinnen. Men hield het na vier jaar voor gezien en vertrok uit Poeldijk naar de leegstaande gebouwen van de groenteveiling aan de Hofstraat te Honselersdijk. Ook daar bleef de interne organisatie een zwak punt. Frauduleuze handelingen, het lichtvaardig verlenen van koperskredieten en kleine en grotere diefstallen van bloemen. Op vrijdag 3 januari 1930 kreeg men van de bank bericht, dat er geen rente en aflossingen op de hypothecaire geldlening was betaald. Op die zelfde dag kwam de betaalmeester met de mededeling, dat hij door tekort aan middelen de veilinggelden niet kon uitbetalen, en er moest  ook nog f 1.800,- aan achterstallige salarissen worden uitbetaald. Onder leiding van een nieuwe voorzitter, de heer P. Vis, werd er een oplossing gevonden voor de financiering en de organisatie. Er werden niet minder dan negen kooplieden wegens verschillende feiten geschorst. Voor de verrekening van het fust werd een bonnenstelsel ingevoerd. Het plaatsengeld in de koopmansbanken werd verdubbeld en er werd orde gesteld op het financiële beheer. Dit laatste leidde er toe dat de betaalmeester, de heer Van der Laan ontslag vroeg en verkreeg. De heer Borsboom werd als nieuwe betaalmeester benoemd. Na jaren van vallen en opstaan was de fundering gelegd van een veiling met toekomst.

Het jaar 1930 was voor de veiling een gunstig jaar en dus een goede voedingsbodem voor het stichten van een nieuw veilinggebouw in Honselersdijk. Een groep bloemenkwekers kon zich niet verenigen met de plannen van het bestuur om een nieuwe snijbloemenveiling in Honselersdijk te stichten; zij wensten een nieuwe bloemenveiling in Poeldijk.

Er werd veel gepraat om de bouw van een tweede veiling te voorkomen. Zelf de gewestelijke persorganen, de Westlandse Courant en de Westerbode waren bezorgd. Zij organiseerden op 6 oktober 1931 een vergadering, onderleiding van Mr. Ludwig Niemöller secretaris van het Centraal Bureau van Tuinbouwveilingen, om een tweedeling te voorkomen. Zij konden echter de groep bloementelers die naar Poeldijk wilden niet overtuigen. De halsstarrige leden traden uit en gingen over tot de stichting van een tweede bloemenveiling en wéér in Poeldijk.

De eenheid in het veilingwezen van de Westlandse bloementeelt was verbroken. De beide verenigingen zijn hun eigen weg gegaan. De Centrale Westlandse Snijbloemenveiling bouwde in 1932 in Honselersdijk een nieuwe bloemenveiling. In hetzelfde jaar verrees er op de hoek Julianastraat-Leuningjes de ‘Snijbloemenveiling Het Westland te Poeldijk’.  In 1936 werd er door het bestuur van de C.C.W.S. nog een poging ondernomen tot fusie met de Poeldijkse vereniging.

Dit mislukte. Poeldijk werd een bloemenveiling met een plaatselijk karakter. Veel kwekers brachten de bloemen met een uiverwagen (handwagen) naar de veiling wat Poeldijk een typisch eigentijds gezicht gaf. De bloemenveiling is echter nooit goed tot ontwikkeling gekomen en leidde vooral na de Tweede Wereldoorlog een moeizaam bestaan. De omzet liep jaarlijks achteruit, terwijl de personeels- en andere kosten stegen. Om de bloemenveiling draaiende te houden werd de veilingprovisie steeds verhoogd. En de secretaris, P. van Marrewijk,  fietste met een zelf betaald busje verf naar de veiling voor het plegen van onderhoud.

Op 26 januari 1970 kwamen, onder leiding van de voorzitter Jac. W. van Kester, 107 leden voor een buitengewone vergadering bijeen om tot liquidatie over te gaan. Op enkele kilometers afstand, in Honselersdijk, stond immers een bloemenveiling die wel zeer effectief draaide: de vroegere in Poeldijk opgerichte Coöperatieve Centrale Westlandsche Snijbloemenveiling die voor minder dan de helft aan provisie kon werken.

Op 30 september 1971 stemden 87 leden voor liquidatie, tegen 16 leden en 3 blanco.

Voor het beëindigen van het erfpachtrecht en de overname van de opstallen betaalde de Gemeente Monster de prijs van 300.000 gulden.

Na aflossing van hypotheek, liquidatieverplichting en betaling van de rekeningen hield de betaalmeester, de heer van der Drift, nog het luttele bedrag over van 13.200 gulden over.

Op voorstel van de ledenvergadering werd dit bedrag uitgekeerd aan de leden van, het bestuur, de financiële-commissie en liquidatiecommissie.

Zij ontvingen dit geld als dank voor het emotionele en inspannende werk dat zij voor de bloemenveiling hadden verricht.

Met een hamerslag was het lot van de 40 jaar oude Poeldijkse bloemenveiling bezegeld.

De Poeldijkse bloemenveiling werd niet gesloopt maar omgebouwd tot een groot Cultureel Centrum genaamd ‘De Leuningjes’. Het Cultureel Centrum waar vele Poeldijkse verenigingen hun thuishaven hebben.